Een bijzonder verhalend boek, steeds teruggrijpend naar eerdere gebeurtenissen om dan weer in het heden te vertellen.
Elsje Christiaens wordt in Jutland, Denemarken geboren. Haar moeder overlijdt en haar stiefzus neemt deze rol min of meer over. Wanneer dan haar zus op een dag naar Amsterdam vertrekt blijft Elsje alleen achter met haar stiefvader. Onder haar matras vindt ze geld. Daarmee kan ze haar zus achterna.
Rembrandt (hoewel zijn naam nooit wordt genoemd blijkt uit het verhaal duidelijk dat het om hem gaat) treurt om het verlies van zijn vrouw. Prachtig verweven in het verhaal van Elsje loopt het leven van Rembrandt en zijn tijdgenoten in Amsterdam. Je proeft de sfeer. Het leven in de havenstad, slaaphuizen (klinkt toch mooier dan bordelen), de stad met 4 burgemeesters (hier steek je ook nog wat van op), hoe “recht” gesproken wordt.
Maar ook het leven van een jonge vrouw in Jutland, die leert schrijven in de kroeg, op een stromatras slaapt en haar stiefvader verzorgt op z’n oude dag. Haar reis van Jutland naar Amsterdam welke niet geheel vlekkeloos verloopt, de vorst en sneeuw belemmeren een snelle vaart.
Op 3 mei 1664 eindigt het leven van Elsje, 18 jaar oud, op het schavot van Amsterdam. Na enkele luttele weken overnacht te hebben in het huis van een slaapvrouw gaat het mis wanneer deze Elsje aan een man wil koppelen. Niet voorgoed, voor een enkele keer. De bijl lijkt klaar te liggen voor het gevecht. De moordenares wordt berecht, ook al verstaat ze er niets van.
De stad loopt uit om het vonnis bij te wonen. Rembrandt haalt ondertussen verf voor zijn schilderijen bij de apotheker. Wanneer hij later door zijn zoon op de hoogte wordt gebracht van de manier waarop Elsje haar laatste minuten doormaakte besluit hij het meisje te schilderen. Dood en wel, in de Volewijck waar ze naartoe gebracht is om te versterven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten